|
|
|
|
|
Op 28 februari zakten zo’n 120 talenleraren af naar Lincka voor een heuse Dag van de talen.
Na een hartelijke ontvangst namen alle deelnemers plaats in de aula om er kennis te maken met de pedagogisch begeleiders en natuurlijk met elkaar. Dat ze als leraren secundair onderwijs voor boeiende uitdagingen staan, zoals de nieuwe leerplannen, werd duidelijk tijdens het plenum.
|
|
|
Prof. Wim Tops startte met een beknopte theoretische inleiding waarna hij praktische tips aanreikte om een dyslectische leerling efficiënt te ondersteunen. Een leerling met dyslexie, zo beschreef hij, blijkt over een aanzienlijk kleiner werkgeheugen te beschikken. Daardoor is het aanreiken en drilmatig inoefenen van strategieën van essentieel belang om de leerling weerbaarder te maken. Hij pleitte dan ook voor een leerlinggestuurde aanpak in plaats van een leraar die beslist over welke compenserende maatregelen gepast kunnen zijn.
|
|
Als je leraren had willen zien vliegen en zwemmen, dan had je in deze interactieve sessie geleid door Ginny De Vos moeten zijn!
|
|
Immers, je begrijpt een woord pas echt als je het zevenmaal in zeven verschillende contexten gehoord hebt (=semantiseren). En hoe vaker je dit inoefent – ook mét beweging – hoe sterker de link in je hersenen (=consolideren). Interactieve werkvormen stimuleren dus de woordverwerving.
|
|
Zo kun je de leerlingen vier-op-een-rij laten spelen of kaartjes met een beginzin/woord geven dat ze moeten onthouden/uitbeelden/ rubriceren. Je kunt hen ook laten luisteren naar een verhaal waarbij ze gegeven foto’s/woorden in de juiste volgorde leggen. Nadien vertellen ze het verhaal na in hun eigen woorden. Een les Japans maakte al snel duidelijk dat het daarbij ook belangrijk is om goed na te denken over een begrijpbare draagzin, de zin die je als leraar gebruikt om een woord toe te lichten.
|
|
|
|
De klas op z’n kop! Geen traditionele les waarbij de theorie in het begin gezien wordt en er nauwelijks tijd overblijft om te oefenen, wel een filmpje met theorie (al dan niet met vraagjes) dat de leerlingen op voorhand kunnen bekijken zodat er in de klas ruimte is voor toepassingen en/of leuke werkvormen. David Stienaers lichtte meteen de voordelen van flipping the classroom toe: de huiswerktijd blijft beperkt, je kunt differentiëren in tempo en makkelijker remediëren, de uitleg over moeilijke theoretische concepten blijft beschikbaar, enz.
|
|
Kristien Hulstaert schetste in de eerste sessie het theoretisch kader van haar onderzoek naar een leesmethode, gebaseerd op de woordvolgorde, het colometrisch lezen en het lezen zonder ‘vertalen’.
Voor de woordvolgorde vertrekt ze vanuit het vormingsprincipe van kader/kern/precisering. Hierbij dicht zij aan de Latijnse schrijvers filmisch talent toe. De auteur geeft op verschillende niveaus (woordvorming, woordgroep en zin) eerst een kader of het decor weer, daarna richt hij zijn camera op de kern en tot slot zoomt hij in op de precisering.
|
Bovenop dit vormingsprincipe is er bij de antieke schrijvers een bijkomend element dat het lezen vergemakkelijkt, nl. het schikken van hun regels in cola (kolommen). In de tweede sessie werd er gefocust op een leerlijn voor de positionele leesmethode en gingen de leraren aan de slag met hun eigen tekst.
|
|
|
|
Na wat problemen met de beamer die koppig zijn eigen weg ging, kregen de deelnemers een overzicht van de belangrijkste mechanismen van differentiatie. Zo maakte Carl Boel duidelijk dat de wereld van de lerende en de leeromgeving als twee tandwielen in elkaar moeten grijpen. Met andere woorden: welke digitale tools helpen je om de lessen creatiever en actiever te maken?
Volgende elektronische instrumenten passeerden de revue: Edpuzzle dat je als leraar in staat stelt om bij eender welk YouTubefilmpje de gepaste luistervragen te stellen; Voki om het presenteren aantrekkelijker te maken; Canva om prachtige ontwerpen tevoorschijn te toveren en Kaizena als bijzonder bruikbaar feedbackinstrument bij schrijven …
|
|
|
Begrijpend lezen speelt zich af op microniveau (woordenschat en beeldspraak), mesoniveau (de samenhang tussen de alinea’s) en macroniveau (de hele tekst). Een goede lezer beheerst de drie niveaus. Aan de hand van het screeningsinstrument Diataal gaf lesgeefster Jella De Perna bruikbare tips om uit elk niveau een maximaal rendement te halen.
Leerlingen de hoofdgedachte van een tekst naar elkaar laten twitteren helpt hen om op macroniveau grip te krijgen op een tekst.
|
|
CLIL maakt het verschil. CLIL staat voor Content Language Integrated Learning oftewel je zaakvak in het Duits/Engels/Frans. Dat je als school best niet licht aan zo’n meertalig traject begint, lichtte Leen Pil uitvoerig toe. Een CLIL-aanvraag invullen is in eerste instantie een denkoefening voor het toekomstige CLIL-team. Zo moet je nadenken over hoe je zult communiceren, hoe je de leerlingen zult selecteren, hoe je aan kwaliteitszorg zult doen, enz.
|
Gedragenheid creëren bij de leraren, leerlingen en hun ouders is daarbij een cruciale stap. Maar het loont de moeite: de leerlingen durven te spreken in de vreemde taal, ze worden taallenig en winnen aan zelfvertrouwen. Bovendien geeft CLIL de leraren een boost!
|
|
|
Rita Van den Heuvel en Gina Verbeiren gaven in deze basissessie een eenvoudige manier om te differentiëren weer.
|
|
|
|
|
|
Wat kun je doen om zo’n complexe taak als schrijven toch haalbaar te maken voor zowel leraar als leerling? ‘Wie schrijft doet dat ofwel als een ingenieur die meteen een afgewerkt (schrijf)product aflevert of als een beeldhouwer met veel doorhalingen en toevoegingen’, aldus Jella Di Perna die de verschillende schrijfvoorkeuren tegen het licht hield. Vervolgens belichtte ze enkele didactische werkvormen die hun nut bij schrijfvaardigheid bewezen hebben. Zo stelt de outlinetool leerlingen in staat structuur in hun schrijftaak aan te brengen. De ‘Smikkelcase’ van Gert Rijlaarsdam toonde dan weer de kracht van observerend schrijven aan.
|
|
|
Leerlingen brengen elke dag hun smartphone mee naar school. Toch is het toestel nog geen vanzelfsprekend onderdeel van de lespraktijk. Samen met Danny Schrijvers ontdekten de deelnemers verschillende apps om zonder veel problemen in de les te gebruiken.
|
|
Op een eerder informele en luchtige wijze inspireerden en aantal collega’s anderen. Eén deelnemer bedacht dat ze het concept ‘leercafé’ ook wel eens in haar eigen lessen zou kunnen toepassen. Zo dacht ze eraan om leerlingen elkaar bepaalde items te laten toelichten.
|
|
|
|
De titel van deze workshop was misschien wat misleidend. In feite maakte Carl Boel de deelnemers bewust van een attitudeprobleem wat betreft communicatieve vaardigheden bij jongeren. Onderzoek toont aan dat jongeren zichzelf overschatten op het vlak van correct en efficiënt communiceren. Werkgevers, lectoren en professoren ergeren zich echter aanzienlijk aan (voornamelijk) de schrijfstijl van jongeren. Deze sessie bleek een pleidooi voor het aanwakkeren van een kritische attitude bij jongeren door een geïntegreerd talenbeleid.
|
|
|
|
Tijdens de sessie "LUWI" maakten de leraren actief kennis met activerende, soms ludieke werkvormen. Enkele leerkrachten Nederlands en Engels namen deel aan deze, in het Frans georganiseerde, workshop. Als je opdrachten in een vreemde taal uitvoert, kom je iets dichter bij hoe leerlingen zich voelen en dat was net het opzet. Opdrachten die vanzelfsprekend lijken als leerkracht zijn het niet altijd voor onze leerlingen en misschien ook andersom. Er werd gelachen, zelfs veel gelachen. Plezier in de taal beleven was dan ook één van de doelstellingen en daar is lesgeefster Marlène Rasir met glans in geslaagd. De voorgestelde werkvormen werden door de leerkrachten al snel gekneed tot ideeën voor in hun les, aangepast aan hun doelgroepen.
|