Fijnmotoriek is een ruim en complex begrip. Als we zeggen dat kinderen moeilijkheden hebben met fijnmotoriek, moeten we duidelijk weten wat er nu juist aan de hand is. Een zwakke fijnmotoriek heeft een grote invloed op het schools functioneren en er kunnen dan moeilijkheden ontstaan bij schrijven, rekenen, tekenen, inkleuren en knutselen. Zowel in de kleuterklas als in de lagere school neemt fijnmotoriek een belangrijke plaats in en als kinderen daar problemen mee hebben, zien we soms ontwijkingsgedrag en faalangst ontstaan. Op deze manier kunnen kinderen in een vicieuze cirkel terecht komen: ‘ik kan dat niet’, ‘ik doe dat niet’, ‘ik leer niet bij’, ‘ik kan dat niet…’.
Doorheen de nascholing zullen we met z’n allen een vijftigtal fijnmotorische oefeningen en coördinatieoefeningen doen en zullen we ons bezinnen over wat we vragen aan onze kinderen, wat we hen aanbieden en hoe we het verschil kunnen maken voor kinderen en hun systeem. Het verschil tussen falen en lukken, tussen weigeren en willen deelnemen, tussen chaos en structuur, tussen overactiviteit en stilzitten, tussen schoolse moeilijkheden en plezier beleven aan het leren.