Aanmelden




Laden…

Even geduld...

Donderdag 20 februari 2014

Werkgroepen

1. UDL: Universal Design for Learning. Dé oplossing voor zorgbreed onderwijs?

Een grote uitdaging voor de leerkracht van vandaag is diversiteit in de klas. Niet alleen diversiteit in cultuur, achtergrond, enz., maar ook variaties in leren, zowel tussen leerlingen als bij elke leerling apart. Universeel lesgeven, (officiële naam: Universal Design for Learning) of UDL), vertrekt vanuit deze variëteit en ziet hierin kansen voor iedereen die leert.

Sleutelwoorden bij UDL zijn: je lessen toegankelijk maken voor alle leerlingen (tegenovergestelde van “one size fits all”), barrières voor leren wegnemen, vooraf je les ontwerpen (tegenovergestelde van achteraf remediëren en aanpassen), aanpassingen en ondersteuning beschikbaar maken voor iedereen (zonder individuele aanpassingen volledig uit te sluiten), je lesdoelstellingen hoog houden voor iedereen, enz.

In deze interactieve workshop kan je kennismaken met dit concept en de achterliggende theorie en leer je de UDL richtlijnen kennen, een tool voor de leerkracht. Tussendoor worden voorbeelden uit de praktijk gegeven, waardoor duidelijk wordt dat UDL wellicht de oplossing is voor zorgbreed onderwijs.

Marleen Clissen, stafmedewerker onderwijsvernieuwing en internationalisering, VVKBuO.

2. Diversiteit en differentiatievormen in het basisonderwijs

Diversiteit in de klas is overal een feit, in die mate zelfs dat tegenwoordig het concept ‘superdiversiteit’ gehanteerd wordt. Dit om te benadrukken dat er een grote diversiteit binnen de diversiteit is: toenemende en meer verscheiden geworden migratiestromen (Oost-Europa, Roma, enz.), verschillende religies, (grote) verschillen in sociaal­economische status, verschillende samenlevingsvormen en gezinssamen­stelling, enz. Kijken we specifiek naar onderwijs en naar de dagelijkse klascontext waarin leerkrachten vandaag de dag les geven, dan komen daar ook nog een verscheidenheid aan leerstijlen en specifieke onderwijsbehoeften bij. Differentiëren, het hanteren van differentiatie­vormen is een mogelijk antwoord op deze “superdiversiteit”. Hoe doet men dat in het basisonderwijs? Wat zijn goede differentiatievormen? Wat werkt en wat werkt niet…?

Kristof Deconinck, docent Thomas More, Mechelen

3. Weg met IQ’s? Het CHC-model: een nieuwe, brede kijk op het meten van intelligentie.

Geen klassieke IQ-scores meer, maar een benadering van een totaal-IQ door het in beeld brengen van verschillende cognitieve vaardigheden? Geen bias meer voor kansarme of allochtone leerlingen? Dan biedt het CHC-model misschien de oplossing! Het CHC-model is één van de meest actuele modellen van de structuur van de intelligentie. Het werd ontwikkeld vanuit een psychometrische invalshoek. Intelligentie bestaat uit verschillende grote domeinen. Ze is meerledig. Ze is ook hiërarchisch van opbouw. Het CHC-model poneert duidelijk de meerledigheid van intelligentie. Sommige intelligentietests meten slechts één aspect, andere meerdere onderdelen. Geen enkele dekt het geheel. Een intelligentiemeting met een test die slechts één component onderzoekt, laat niet toe iets te zeggen over iemands mogelijkheden. Het CHC-model helpt ook de inhoud van een intelligentietest te situeren (welke domeinen komen (niet) aan bod) en vaardigheden buiten de test, zoals schoolvorderingen, een plaats te geven. Bijzondere aandacht moet ook op deze plaats worden gevraagd bij het onderzoek van kansarme en/of allochtone kinderen en jongeren.

Christine Vonckx en Tine Gheysen, VCLB-koepel

 4. Sociaal-emotionele ontwikkeling: over stapstenen die elk kind moet nemen, ongeacht de ‘troeven’ (mogelijkheden en beperkingen) die het heeft.

Met dank aan prof. dr. Stanley Greenspan.(ook gericht naar type 2)

Kinderen komen heel verschillend ter wereld en vertonen al vlug heel eigen typische kenmerken. Evenzo verschillen opvoeders heel erg van elkaar. Ouders, leerkrachten, therapeuten schreven elk ook hun eigen voorgeschiedenis en verhaal. Beiden, kinderen en opvoeders, zijn op elkaar aangewezen als het gaat om ontwikkelen. Deze ontwikkeling van kinderen voltrekt zich als een geheel. Er zijn belangrijke stappen te zetten op cognitief gebied, psychomotorisch gebied, taalgebied, enz… Deze stappen worden niet achtereenvolgens gezet, maar doorkruisen elkaar voortdurend. Ze zijn ook niet volstrekt voorspelbaar. Een heel bijzonder domein binnen deze ontwikkeling is het domein van het sociaal-emotionele. Dit domein overstijgt de andere ontwikkelingsdomeinen en springt dus wat uit het rijtje. Het is het domein waarin het kind gaandeweg een ‘ik’ wordt. Een goede ontwikkeling in dit ontwikkelingsdomein is de voorwaarde voor een vlotte ontwikkeling (volgens mogelijkheden) op alle andere ontwikkelingsdomeinen. Binnen het domein van die sociaal-emotionele ontwikkeling zijn een aantal essentiële stapstenen te onderscheiden, prachtig beschreven door Prof. Greenspan. Het is goed deze stapstenen te kennen. Wat moet ik als opvoeder weten over die sociaal-emotionele ontwikkeling om mij in te voegen in deze ontwikkeling. Wat ga ik (niet) doen? Het kind ontwikkelt. De opvoeder ontwikkelt. Ontwikkelen gebeurt als beiden dat samen doen in een mooie afstemming. Groeien doe je samen.

Herman Denoo, Banaba buitengewoon onderwijs, KH Leuven

5. Leerkracht-kind relaties van kinderen met kenmerken van een gehechtheidsstoornis: het belang van nabijheid en sensitiviteit.

Eerder is al gebleken dat de leerkracht een belangrijke zorgfiguur kan zijn voor kwetsbare kinderen en dat een positieve relatie met de leerkracht een stimulans kan zijn voor hun ontwikkeling. In een recent onderzoek gingen we na of dit ook zo is voor kinderen met kenmerken van een gehechtheidsstoornis. Net zoals voor andere kwetsbare kinderen bleken nabijheid en sensitiviteit in de relatie met de leerkracht van belang te zijn voor een positieve ontwikkeling van deze kinderen. Indien de leerkracht meer sensitiviteit rapporteerde, was er een positievere ontwikkeling merkbaar in de relatie met deze kinderen. In het geval van een positievere relatie vertoonden deze kinderen op hun beurt minder storend gedrag in de klas. In deze werkgroep zullen we bespreken wat dit concreet inhoudt en hoe leerkrachten een dergelijke ontwikkeling kunnen bevorderen

Noortje Vervoort, Schoolpsychologie en Ontwikkelingspsychologie van Kind en Adolescent (SOKA), KU Leuven

6. Verbindend samenwerken aan een inclusieve school - Draagkrachtafweging of wilskrachtdiscussie?

Welke competities (een samenhangend en complex geheel van kennis, vaardigheden en attitudes) hebben leraren nodig in een inclusief onderwijssysteem zoals in het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap wordt bedoeld.
Hoe zouden wij het profiel van de ‘inclusieve leraar’ beschrijven?
Wat is wenselijk als antwoord op de vraag naar aanpassing van de onderwijsomgeving
waarin de ‘inclusieve leraar’ zijn werk kan doen??

Luc Van Acker, project competentieontwikkeling, SNPB

 7. Sociale media op school: nieuwe kansen om in dialoog te gaan? Uitdagingen en valkuilen.

Sociale media zoals Facebook (Fb) zijn heel populair, niet alleen bij leerlingen, maar ook bij leerkrachten, ouders, verenigingen en allerhande organisaties. De invloed van sociale media op ons leven, leren en werken is vandaag de dag zo groot geworden dat scholen niet meer kunnen achterblijven. Sociale media bieden scholen nieuwe kansen om in dialoog te gaan met hun omgeving, om participatie te bevorderen en om zich te positioneren. Maar sociale media brengen ook uitdagingen mee: wat kan en wat kan niet op vlak van privacy (bijv. mogen leerkrachten “Fb-vriend” worden met leerlingen en ouders, hoe reageren op ongenuanceerde uitspraken inzake school op Fb?), hoe kunnen we omgaan met cyberpesten en ongepast online gedrag, hoe zorgen we voor een veilige digitale omgeving?

Tom Claes, nascholer – stafmedewerker ICT, en Lieven De Winter, stafmedewerker beleid en wetgeving, VVKBuO