WW2: 'Preventief omgaan met probleemgedrag in de klas!'
Albert Janssens, CESMOO
Steeds meer scholen krijgen te maken met kinderen die probleemgedrag stellen en zoeken antwoorden om hiermee beter te kunnen omgaan.
Een eerste vraag die moet leiden naar een goede oplossing is waarom kinderen dit gedrag stellen. Gaat het echt om probleemgedrag of eerder om ‘onaangepast schoolgedrag’? In een eerste deel van de werkwinkel staan we stil bij deze vraag.
In een tweede deel wordt ingegaan op de vijf pijlers van G. Patterson. Zij zijn de handvatten die leiden naar een preventieve aanpak en zorgen voor duidelijkheid en warmte in de omgang met de kinderen.
Tot slot leren we vanuit de preventiepiramide van J. Deklerck kijken naar onze eigen school en zoeken we de verbinding met Patterson’s pijlers.
Het doel van de werkwinkel is de deelnemers concreet bruikbaar materiaal aan te reiken om een schoolanalyse te kunnen maken m.b.t. de wijze waarop de school preventief omgaat met kinderen die moeilijk gedrag stellen.
WW3: 'Taalbeleid, talenbeleid, taalinitiatie, vaktalenbeleid, taalbeleidsplan, talensensibilisering, vreemdetalenonderwijs: door de bomen het bos niet meer zien… Of toch wel?'
Ingrid Schoofs, pedagogisch begeleider regio Limburg en Antonio Cristiano, pedagogisch begeleider regio Mechelen-Brussel
In deze werkwinkel gaan we vooral in op de processen van taalbeleid en hebben we het over de verschillende stappen in een taalbeleidscyclus: van beginsituatieanalyse, behoeftenbepaling, het stellen van doelen, het plannen en uitvoeren van acties tot het evalueren en bijsturen van het taalbeleid op de school. We raken ook kort de inhoudelijke bouwstenen aan zoals een krachtige leeromgeving voor taalvaardigheid, ouderbetrokkenheid, meertaligheid … en situeren deze bouwstenen binnen het gehele taalbeleidsproces.
We zoeken samen naar antwoorden op onder meer de volgende vragen:
Hoe begin je aan een taalbeleid op school?
Zijn er hiervoor methodieken? Instrumenten?
Zijn er manieren om in kaart te brengen hoe het team denkt over/handelt met betrekking tot de inhoudelijke bouwstenen?
Wat heeft onze school hiervoor nodig op het niveau van het beleid, het team, de klas en de leerlingen?
Wat is de rol van de directie en de zoco?
We illustreren dit aan de hand van praktijkvoorbeelden en cases van scholen die een talenbeleidsproces doorlopen. We werken ook interactief, bv. via een discussie met stellingen, verkennen van voorbeeldmateriaal in kleine groepen …
WW7: 'Storend gedrag positief ombuigen'
Karin Genijn, leerkracht BuBaO De Wissel Puurs en zelfstandig trainer
Op school krijgen we er hoe langer hoe meer mee te maken : kinderen lijken licht ontvlambaar en vertonen vaak agressief gedrag. Als leerkracht of begeleider is het niet altijd eenvoudig om hier het hoofd aan te bieden. We worden dan ook geconfronteerd met een moeilijke maar boeiende taak!!
Deze lezing vertrekt vanuit de praktijk: spreker van dienst is al meer dan 10 jaar actief op het werkveld. Als groene leerkracht werkt zij dagelijks aan het ondersteunen van gedrag en welbevinden van leerlingen én leerkrachten.
Tijdens deze workshop zoemen we allereerst in op het hoe en waarom van storend gedrag. Door met een extra bril te kijken naar moeilijk gedrag, kunnen we het beter gaan kaderen en begrijpen. Van daaruit gaan we verder naar de aanpak. Vanuit enkele houvastmodellen volgen er heel wat concrete tips : omgaan met conflicten, agressie, lastige klasgroepen, storende leerlingen, ... Accent ligt steeds op een herstelgerichte aanpak.
Tijdens de workshop worden theorie en praktijkmomenten boeiend afgewisseld en worden er materialen getoond. Op het einde ga je naar huis met een rugzak vol ideeën waarmee je onmiddellijk aan de slag kan gaan.
WW8: 'Een koffer vol redelijke aanpassingen en... een getuigschrift!'
Lien De Feyter en Greet Vanhove, pedagogisch begeleiders Dienst Lerenden Katholiek Onderwijs Vlaanderen
Door het M-decreet worden scholen geconfronteerd met begrippen als redelijke aanpassingen, gemeenschappelijk curriculum en individueel aangepast curriculum. In deze werkwinkel klaren we deze terminologie uit, relateren ze met elkaar en brengen ze in verband met de finaliteit van het gewoon basisonderwijs. Het getuigschrift basisonderwijs toekennen. Hoe begin je eraan?’ Hoe maak je als school, na 9 à 10 jaar gewerkt te hebben met een leerling, de balans op? Wat is breed evalueren? Tot slot staan we stil bij de continuering van zorg naar het secundair onderwijs.
We verwachten actieve deelname.
WW10: 'Eerste Hulp bij Omgaan met Ouders'
Klaar Hammenecker, zelfstandig trainer
Waarom kunnen ouders zo moeilijk herkennen wat moeilijk is bij of voor hun kind? Waarom lijken zij blind en doof voor onze goede bedoelingen als we hen aanspreken over hun kinderen? En waarom zijn de kinderen zo gevoelig voor opmerkingen of uitspraken over hun thuissituatie, ook al zijn deze waar?
We vertrekken van een theoretisch kader dat de unieke relatie tussen ouders en hun kinderen begrijpbaar maakt. Geholpen door de ‘poppentaal’ krijgen we inzicht in ons eigen leven en de invloed daarvan op onze rol als juf of meester.
Met deze inzichten als leidraad zoeken we vervolgens naar een goede manier van omgaan met ouders waarbij we rekening houden met die unieke relatie.
We overlopen verschilllende aspecten : van inschrijving tot afstuderen, van informele babbel tot het brengen van slecht nieuws. Ook het bijzondere van gescheiden ouders en/of nieuw-samengestelde gezinnen komt aan bod. Aan de hand van uw vragen en voorbeelden geven we concrete tips.
Deze werkwinkel is zowel geschikt voor zorgleerkrachten kleuter- als lager onderwijs.
WW12: ‘Groei mee met Cas en Lisa’
Julie Kerremans, kleuterjuf en auteur van de methode
Groei mee met Cas en Lisa is ontstaan als project in meerdere kleuterscholen en uitgegroeid tot een methode waarmee je op een speelse manier aan de relationele en communicatieve vaardigheden van kleuters kan werken.
De methode werkt met 10 verwisselbare maandthema’s die doorheen de kleuterschool verder uitgediept worden. Elk thema bestaat uit twee lessen en keuzeactiviteiten die je als leerkracht kan aanbieden en herhalen wanneer je dat wenst. Bepaalde activiteiten kunnen op een eenvoudige manier ook thuis aan bod komen. Een persoonlijke map stimuleert de samenwerking met de ouders.
Tijdens de workshop vertelt auteur Julie Kerremans hoe je de methode kan integreren in de klaspraktijk en hoe je kan differentiëren en inspelen op de noden van elke klasgroep.
WW14: 'ANders in de klas'
Iris Philips en Katleen Koopmans, pedagogisch begeleiders regio Mechelen-Brussel
Deze werkwinkel laat je het proces van taalontwikkeling ontdekken. De invloed van een open houding naar meertaligheid wordt daarbij besproken. Deelnemers leren welke taken anderstalige nieuwkomers kunnen opnemen op de eerste dagen in een Nederlandstalige school. Daarnaast gaan we dieper in op differentiatiemogelijkheden tijdens de verdere schoolloopbaan van de nieuwkomer.
WW15: ‘Juf, ik wil straks niet naar huis!’
Marleen Sterckx, PVOC Vlaams Brabant en Hoofdstedelijk gewest Brussel
In deze interactieve werkwinkel exploreren we uitgebreid het moeilijke thema van verontrusting en kindermishandeling. Naast het “ABC van de kindermishandeling” fietsen we ook even langs het vernieuwde jeugdhulpverleningslandschap. (Integrale Jeugdhulp).
Verder wordt het document “Handelen van school en CLB bij kindermishandeling gesitueerd in het zorgcontinuüm” getoetst aan de praktijk op de schoolse werkvloer. We zoeken samen antwoorden op volgende vragen : Wie doet wat bij verontrusting of een vermoeden van kindermishandeling? Wat is wenselijk en wat is haalbaar ? Waar zitten de knelpunten en valkuilen ? Wat doen we of wat doen we vooral niet als we het gesprek aangaan met ouders en/of leerlingen ? …
We gaan aan de slag met reële casussen en wisselen onze ervaringen uit.
WW 21: 'Wijs met woorden in de kleuterschool.'
Bart Mertens, pedagogisch begeleider regio Mechelen-Brussel
Wie af en toe eens een doorlichtingsverslag doorneemt waarbij de focus op taal ligt, ontdekt al vlug een reeks van confronterende uitspraken rond themataal, school- en instructietaal. De indruk dat we woordenlijsten moeten aanleggen rond thema’s of expliciet aan woordenschatselectie moeten doen, groeit met grote ongerustheid. De spanning tussen impliciet en expliciet woordenschatonderwijs neemt toe en heel wat kleuterscholen raken onzeker in hun didactische aanpak.
Hoog tijd om onderzoek hieromtrent te overschouwen en vandaaruit te proberen om realistische oplossingen voor te stellen. Aan de hand van het onderzoek van Helena Taelman, gaan we eerst woordenschatonderwijs plaatsen in het grote verhaal van taalvaardigheid. Vervolgens proberen we inzicht te krijgen in hoe jonge kinderen woorden opbouwen. Nadien koppelen we deze inzichten aan verscheidene mogelijke acties voor jullie kleuterschool. Als slot tonen we aan dat de geleverde inspanningen rond woordenschatonderwijs slechts zinvol zijn, als ze ook gekaderd zijn binnen een taalbeleid. Daarvoor reiken we via dropbox de nodige documenten en tools aan, om je kleuterschool een geruststellende didactiek te laten ontwikkelen. Gefocust op woordenschat, zetten we op het einde toch de andere bril op om taal breed genoeg te overschouwen!
WW22: 'Wat werkt in binnenklasdifferentiatie?'
Henk De Reviere, pedagogisch begeleider regio Gent
Deze werkwinkel is een vervolg op de werkwinkel “Elke leerling kampioen? Wat werkt in de klas?” Een voorkennis van de 49 technieken van Doug Lemov is een meerwaarde om te volgen.
Een ordelijke, gestructureerde leeromgeving is een voorwaarde voor leren en differentiëren. Leerkrachten die lesgeven in een klas met 20 tot 30 kinderen worden dagelijks geconfronteerd met het nut van structuur, orde en rust in de klas. Is de klas op “orde”, dan pas ontstaat er ruimte voor bv. differentiatie. M.a.w. als er geen goed klasmanagement is dan komt een leerkracht niet tot differentiëren. Voor een goed klasmanagement moet de leerkracht beschikken over een gereedschapskist met technieken. M.a.w. de leerkracht moet fijne kneepjes onder de knie hebben om op een goede manier les te kunnen geven.
We praten in het onderwijs vaak over het omgaan met verschillen. Het belangrijkste verschil tussen leerlingen is de tijd die ze nodig hebben om het lesdoel te bereiken. Sommige leerlingen hebben meer instructie, begeleide inoefening en voorbeelden nodig om zich de stof eigen te maken. Daarom maken we kennis met het EDI – model (= Expliciete Directe Instructie) en enkele technieken die in iedere fase van dit organisatiemodel ingezet kunnen worden.
WW 23: 'Eerst bewegen, dan leren!'
Marianne Peeters, voorzitster INNP
Kennismaking met het INPP bewegingsprogramma voor scholen. INPP staat voor Institute for Neuro Physiological Psychology en bevindt zich in Chester, Engeland. Als kinesiste werk ik reeds een aantal jaren met deze daadkrachtige methode in een praktijk voor kinderen met leer- en gedragsproblemen. Deze therapie bestaat uit een eenvoudig bewegingsprogramma. Het enige programma dat in mijn ogen werkelijk een verschil kan maken. Na drie maanden oefenen merken we reeds vooruitgang en na een jaar kunnen we meestal afronden. Bovendien is het weinig belastend voor de kinderen en de ouders omdat ze de oefeningen thuis elke dag moeten doen (deze duren 5 minuten) en omdat ze slechts om de 8 weken naar de praktijk moeten komen voor een consultatie en verder advies. De mooiste ‘bijwerking’ is dat kinderen meteen landen in hun vel; ze ervaren minder frustratie en krijgen eindelijk contact met zichzelf en met hun lichaam. Kinderen die slim genoeg zijn, maar die “het” er niet uit krijgen, maken de beste vorderingen met de oefeningen van het INPP. De kinderen die school moe zijn, die hoogbegaafd zijn, die nachtmerries hebben, die zelfvertrouwen ontbreken, die leerproblemen hebben, die ongelukkig zijn, die autisme hebben of ADHD, die vaak NKO problemen hadden… ze reageren allen positief op de speciale bewegingsoefeningen die wij meegeven in de praktijk.
In deze workshop zal het bewegingsprogramma voor de scholen worden toegelicht.
We zien nog te vaak kinderen die geen toegang krijgen tot extra externe hulp. Zij zijn juist de meest kwetsbare groep. Maar ook de belasting van het schoolgaande kind kan worden opgevangen wanneer de leerkracht zelf alle dagen 5 minuten oefent in de klas. Ook een taalbarrière kan worden overbrugd met een oefeningen. Beweging is immers een universele taal.
Het is geen vrijblijvend bewegingstussendoortje, maar wanneer het oefenprogramma gedegen wordt toegepast, dan krijgt het een sterke “therapeutische” inslag. Dit alles zal u duidelijk worden gemaakt in deze workshop waar praktijk en theorie in elkaar overvloeien.
Het geluk van het kind staat voorop bij het INPP!