In de godsdienstles worden leerlingen uitgenodigd om hun bestaanservaringen en zinvragen met elkaar uit te wisselen en te putten uit de geloofsbronnen als Bijbel en traditie die hen via de leerkracht worden aangereikt.
Binnen het perspectief van een godsdienstles mag men geloven dat het contact met elkaar, het eigen levensverhaal en de geloofsbronnen gedragen worden door God. Als de communicatie goed en zinvol verloopt, kan het lesmoment ook vindplaats worden van God. Daarbij is kunst een goed middel omdat zij een confronterende en openende kracht heeft en juist beelden tracht te vinden voor wat eigenlijk niet uit te beelden is.
Dan bedoelen we niet de illustratie, maar wel het op zich staand kunstwerk waarvan de afbeelding niet samenvalt met het afgebeelde. Want een kunstwerk is geen afbeelding maar een tegenwoordigheid, het representeert niets maar stelt present. Daarbij doorbreekt het mijn kijk op de werkelijkheid en gooit die aan diggelen, om daarna de stukken in een nieuw verband te brengen en zo een nieuwe werkelijkheid te scheppen. Dat komt helemaal in de buurt van ‘religie’ in de betekenis van ‘opnieuw verbinden’.