In het omgaan met de Bijbel en specifiek met de wonderverhalen, stuiten we op vragen over betekenisverlening.
Sommigen verstaan de Bijbel als een ‘geschiedenisboek’. De wonderverhalen moet je volgens hen dan ook te lezen als een relaas van waargebeurde feiten. Jezus en andere bijbelse wonderdoeners waren m.a.w. de magiërs van hun tijd.
Anderen catalogeren deze verhalen resoluut onder de rubriek ‘fictie’.
Ook kinderen zijn in de eerste plaats gevoelig voor de letterlijke betekenis van beelden en verhalen. Ze stellen ons, als professionals, voor moeilijke en vaak erg uitdagende vragen als het over wonderverhalen gaat.
In deze navorming gaan we op zoek hoe we deze verhalen op een zinvolle manier kunnen lezen en begrijpen. Maar ook hoe we het verwijzend karakter ervan kunnen duidelijk maken aan kinderen. We concretiseren dit voor het aanbod binnen de kleuterschool en voor enkele wonderverhalen die aangereikt worden in het leerplan godsdienst van de lagere school.